Gisela was verlegen en had in haar persoonlijkheid veel overeenkomsten met haar vader. Na de vroege scheiding van haar broer, die al op jonge leeftijd was voorbereid op de rol van troonopvolger, werd ze steeds rustiger en wijdde ze zich met enthousiasme aan de taken die haar werden opgelegd, omdat haar grootmoeder van vaderskant het erg belangrijk vond dat ze betrokken was bij huishoudelijke aangelegenheden en kreeg lessen in de deugden. Ze moest ook een goede ruiter en jager worden, want daar hechtte de familie veel waarde aan. Het gehoorzame kind gehoorzaamde alle bevelen van de grootmoeder. Dit familiegevoel bleek ook later toen ze voor haar andere grootmoeder Ludovika zorgde en haar vaak en met plezier bezocht.